Ziekenhuis / dokter kringactiviteiten

Woordkaarten

  • Gebruik de woordkaarten van dit thema en laat de kinderen ze sorteren. Vraag aan de kinderen waarom deze kaarten bij elkaar horen.
  • Geef een beschrijving van een woordkaart en laat de kinderen raden.
  • Leg de kaarten neer op een rij en vraag de kinderen goed te kijken. Daarna doen ze hun ogen dicht, je pakt een kaart weg en de kinderen moeten zeggen welke kaart weg is.
  • Leg de kaarten neer. Noem 3 of 4 woordkaarten en laat de kinderen de kaarten neerleggen in de volgorde zoals jij het genoemd hebt.
  • Sorteer de kaarten op dezelfde beginklank.

Taalactiviteiten

Tegenstellingen:

  • Gisteren was Paul ziek            –        Vandaag is Paul …..
  • Oom is gezond                         –        Tante is ….
  • Het flesje is vol                        –        Het flesje is……
  • De pleister is smerig               –        Het verband is ….
  • Jij doet je pyjama aan             –        Jij doet je pyjama….
  • Ik doe het verband erom         –         Ik doe het verband….
  • Als je ziek bent, blijf je binnen         Als je beter bent, mag je naar

Auditieve synthese:

Spreek de woorden klank voor klank uit:
(Je kunt dit ook met de woordkaarten doen)

z-ie-k          p-ij-n          p-i-l          sch-aa-r          g-aa-s          b-e-d          d-oo-s
z-ee-r          k-ee-l         oo-g        voe-t              k-aak           t-ee-n          r-u-g
d-ui-m        v-e-l          p-r-i-k        b-ee-n            g-i-p-s           l-i-p             p-i-nk

Laat de kinderen rijmen op de volgende woorden:

prik          pijn
gaas        bed
pil            oor
spuit        ziekenhuis
schaar     keel
been       verband

Goed of fout:

Lees de zinnen voor, de kinderen zeggen of ze kloppen of niet.

  • Als je de mazelen hebt, moet je veel buiten spelen.
  • Met een thermometer neem je de koorts op.
  • Als je een bril nodig hebt dan moet je naar de oogarts.
  • In de apotheek koop je bloemen.
  • Een hoestdrank smeer je op je knie.
  • Als je koorts hebt moet je in een rolstoel.
  • Als je een bloedneus hebt, plak je er een pleister op.
  • Voor een zieke neem je een zak aardappelen mee.
  • De ziekenauto brengt gewonden naar het ziekenhuis.
  • Met een recept ga je naar de slager.

Plaatsbepalingen:

Geef de kinderen allemaal een pleister, en geef opdrachtjes:

  • leg de pleister (los) op je tenen (voor oudere kinderen, linkervoet)
  • leg de pleister op je knie
  • leg de pleister (los) op je been
  • leg de pleister (los) op je vingers.

Drama

Speel in de kring doktertje. Laat twee kinderen een dokter zijn en één kind de patiënt. Je moet goed afspreken met de kinderen dat ze goed vertellen, en vragen, wat heeft de patiënt? Waar heeft ze pijn? Wat doet de dokter eraan? Laat de kinderen om de beurt even een klein toneelstukje spelen. Je kan ook een opdracht geven aan de patiënt. (je bent je stem verloren, of je doet heel erg overdreven)

Versjes

Een, twee, drie, een beetje prik
en een pleister op mijn knie.
Vier vijf zes,voor mijn keel
een lepel uit de fles
Zeven acht,
gauw een lichtje voor de nacht.
Negen tien, kou gevat?
Mama heeft van alles wat!

 

Doe je linkeroog maar dicht
kun je goed zien?
hoeveel vingers steek ik op?
vier, acht of tien?
Nu alle twee je ogen dicht
sst, allemaal stil…
wat hoor ik daar?
wie geeft daar een gil?
De schoolarts kijkt hoe lang je bent
en ook hoe zwaar,
en vraagt:
Eet je goed en slaap je goed?
Nu is de schoolarts klaar!

Au, au, au!
Een pleister op zijn oog,
Een kusje op zijn oor,
zijn hand in het verband,
een doekje om zijn teen,
en gips om het been.
Ik wieg je een liedje en
alle pijntjes weg.
Nu ben je weer
mijn gezonde beer.

 

Mama is ziek.

Mama ligt in bed
ze hoest en wil niet eten
Kom maar niet dichtbij
zegt ze tegen mijMama ligt in bed
Ze mag mijn knuffel lenen
Die is dan dichtbij,
in plaats van mij
Mama moet een prik,
de dokter is gekomen
Morgen mag je dichtbij
zegt de dokter tegen mij

 

Ik ben ziek

Een pijntje, een piepje
een traantje, een griepje
eerst koud en dan heet,
een voorhoofd met zweet
een drankje een pil,
wat lig je daar stil
hoe langer hoe heter,
word je ooit beter?
Jaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa!
Straks hoef je niet meer te zweten,
straks heb je weer zin om te eten.

 

Prik Ik? Ik?
Bang voor een prik?
Helemaal niet!
Wat denk je wel?
Ik huil niet
om zijn klein gaatje in mijn vel!

Ik? Ik?
Geef maar die prik!
Want dan krijg ik
ook een pleister
en een glaasje
limonade met prik, prik.

 

Rode vlekjes

rode vlekjes, hè wat gek
op mijn neus en in mijn nek
op mijn buik en op mijn been
op het puntje van mijn teen
en kijk ook eens op mijn rug

waterpokken, naar bed en vlug!
even ziek zijn is best leuk
ook al heb ik wel wat jeuk.

 

Een bos bloemen voor Peter

Petertje ligt in zijn bed,
hij heeft pijn in zijn buik gekregen;
en weet je, hoeveel koorts hij had?
Wel acht en dertig negen!

Teken eens wat bloemetjes
voor die arme Peter?
zet ze in een grote vaas,
dan wordt hij vast gauw beter.

 

Beer is ziek

Beer wat zit je toch te hoesten.
kom ik maak een drankje klaar.
Eerst wat stukjes drop met water en
dan even schudden maar.

Ik zal je een wollen doek ombinden.
Kom, in bed zal het beter zijn.
Ga nu maar lekker slapen,
Straks breng ik je weer medicijn.