Vormen kringactiviteiten

Kringactiviteiten met woordkaarten

Woordkaarten:

  • Geef een beschrijving van een woordkaart en laat de kinderen raden. Noem een voorbeeld met dezelfde vorm en laat de kinderen aangeven over welke vorm je het hebt.
  • Leg de kaarten neer op een rij en vraag de kinderen goed te kijken. Daarna doen ze hun ogen dicht, je pakt een kaart weg en de kinderen moeten zeggen welke kaart weg is.
  • Leg de kaarten neer. Noem 3 of 4 woordkaarten en laat de kinderen de kaarten neerleggen in de volgorde zoals jij het genoemd hebt.
  • Laat de kinderen in de klas voorwerpen zoeken met dezelfde vorm.
  • Zoek van tevoren materialen met de vormen zoals op de woordkaarten. Leg het juiste voorwerp bij de juiste kaart.

Kringactiviteiten met materiaal

Logical blocs

  • Maak gebruik van de Logicalblocs kaarten en laat de kinderen op 1, 2, 3 of 4 eigenschappen selecteren.
  • Doe de blokken in een zak en laat de kinderen een vorm op de tast zoeken. Je kunt ook een blok laten zoeken op grootte of dikte.
  • Laat de kinderen figuren maken met de logicalblocs. Je kunt ze een opdracht geven of vrij laten spelen.
  • Laat de kinderen stapeltjes maken van dezelfde vorm.
  • Laat de kinderen om de beurt een reeks afmaken die jij hebt klaargelegd. De kinderen moeten raden welke reeks het is. Je hebt 4 kenmerken waar je mee kan werken: kleur, vorm, dikte en grootte. Voor jongere kinderen maak je gebruik van minder kenmerken terwijl de oudere kleuters wel 3 of 4 kenmerken aan zouden moeten kunnen.
  • Leg alle blokken op de mat, en hussel ze flink door elkaar. Geef elk kind in de klas een logiblok. Je gaat nu een spelletje doen. Alle kinderen met een rode blok gaan nu staan. Alle kinderen met een dik blok gaan nu staan. Alle kinderen met een geel dun blok gaan nu staan. Het is dus een leuk afsluitingsspel, maar het is wel opletten geblazen voor de kleuters!
  • Geef alle kinderen in de kring een logibloc. De doos hoeft niet helemaal leeg te zijn, maar zorg er wel voor dat je van alle vormen, kleuren, diktes en groottes wat hebt uitgedeeld. Leg nu 2 kaartjes op de mat, bijvoorbeeld blauw en dik. Zeg dat alle kinderen met een dikke blauwe logibloc deze in een rij onder de kaartjes neer moeten leggen. Daarna maak je bijvoorbeeld een rijtje met rode dunne logicalblocs Dan doe je nog een rijtje met geel. Dan ga je kijken welke blokken er nog bij de kinderen zijn, en vraag je de kinderen welke kaartjes ze moeten neerleggen.
  • Maak met de kinderen telkens een selectie. Zijn de blokken allemaal hetzelfde? Nee natuurlijk niet. Wie kan er een verschil opnoemen? Een kind kan dan zeggen; er zit verschil in kleur, vorm, grootte en dikte. Wat het kind opnoemt ga je behandelen. Zegt het kind bijvoorbeeld kleur, dan ga je eerst de kleuren bij elkaar zoeken. Zodra je dat gedaan heb, zeg je dat ze nu allemaal op kleur liggen, maar zijn er nog meer verschillen? Zo ga je door totdat je alle vier begrippen gehad hebt.