Dierentuin kringsuggesties

Hoek inrichten dierentuin

De bouwhoek wordt omgetoverd tot een dierentuin, met de volgende materialen krijg je het voor elkaar:

  • sjouwkisten uit de gymzaal
  • droogrekken (die dienen als tralies)
  • dierenmandjes (het soort dat je gebruikt om een kat te vervoeren, plaats een oproep aan de ouders).
  • emmers
  • stro en hooi
  • knuffels van de kinderen.
  • Kartonnen dozen
  • hardboard plankjes.
  • bakjes om te voeren (desnoods bakjes van de chinees)
  • kassa
  • geld
  • kaartjes (je kan deze zelf laten maken).
  • groot papier, om een kaart van de dierentuin te laten maken.

Voor de ingang van de bouwhoek zet je een tafeltje neer met daarop een kassa waar geld inzit. Leg verder op deze tafel een pen en een oude agenda. Zo’n agenda vinden ze bloedspannend. Laat de kinderen met z’n drieën in de hoek spelen, en laat ze de hoek zelf inrichten. Ze moeten niet vergeten de dieren te voeren. Dat voer moeten ze zelf klaar maken. De hoeken moeten ook worden schoongemaakt.

Laat de kinderen met blokken afscheidingen bouwen tussen de verschillende dieren, daarbij moet natuurlijk wel gemetseld worden!

Start van het thema

Het allerbeste is natuurlijk om een bezoek te brengen aan de dierentuin, maar als dat dan niet kan, dan kan je het thema het beste introduceren met platen van vele vreemde en wilde dieren. Bespreek de platen met de kinderen. Of zeg eerst ik wil het met jullie hebben over de dierentuin:

  • Welke dieren vind je in de dierentuin?
  • Waarom zitten ze in kooien?
  • Wat voor een dier is het, is die gevaarlijk? (platen)
  • Welk dier vind jij het mooist?
  • Vind je sommige dieren ook eng?
  • Wat doet een oppasser in de dierentuin?

Als afsluiting van het gesprek kan je alle platen voor je nemen, en een beschrijving geven van de plaat die je voor je hebt. De kinderen moeten dan proberen te raden welk dier jij op de plaat ziet. Of doe raadsels met de kinderen: (na elke hint even opkijken om te zien of iemand al een idee heeft).

Raadsels:

  • Ik lijk een beetje op een ezel, maar ik heb witte en zwarte stepen. De eerste letter van mijn naam is de z. Je ziet mij ook wel eens op straat. Ik ben een…. (zebra)
  • Ik heb hele mooie vlekken op mijn huid. Je kan van mijn nek afglijden (dikkertje dap). Ik heb een hele lange nek. Ik kan bij de hoogste blaadjes in de boom. ik ben een (giraf).
  • Ik ben heel groot, ik woon in Afrika, ik ben grijs. Ik heb een lange snuit, en grote oren. Ik speel een beetje trompet. ik ben een…. (olifant)
  • Ik ben een vogel. Ik woon in het oerwoud. Ik heb hele mooie gekleurde veren. Soms kan ik ook praten. Ik heb hele mooie gekleurde veren. De eerste letter van mijn naam begint met een p. Ik ben een (papegaai).
  • Ik ben zwart met wit. Ik waggel een beetje. Ik hou van de kou. Ik heb vleugels maar ik kan niet vliegen. De eerste letter van mijn naam is een p. Ik ben een (pinguïn).
  • Ik ben een heel gevaarlijk dier. Ik heb scherpe tanden. Ik heb zwarte strepen op mijn vacht. Ik kan hard rennen. De eerste letter van mijn naam is een t. Ik ben een (tijger)
  • Ik ben een groot dier. Ik woon in de zee. Soms spuit ik water de lucht in. De eerste letter van mijn naam is een w. Ik ben een (walvis)
  • Ik lust heel graag bananen. Ik kan heel goed klimmen in bomen.  Ik lijk een beetje op mensen. Ik heb lange slingerarmen. De eerste klank van mijn naam is een aa. Ik ben een (aap).
  • Ik kan mij goed verstoppen. Ik heb mijn huisje altijd bij mij. Ik ben net zo langzaam als een slak. Ik kan heel groot en oud worden. De eerste klank van mijn naam is een sch. ik ben een (schildpad).
  • Ik heb geen poten. Ik kruip over de grond. Ik ben heel lang, en dik. Ik kan een beetje gevaarlijk zijn. Ik sis. Ik leg eieren. De eerste letter van mijn naam is een s. Ik ben een (slang).
  • Ik ben de grootste vogel die er bestaat. Ik kan niet vliegen. Ik leg hele grote eieren. De eerste letter van mijn naam is een s. Ik ben een (struisvogel)
  • Ik woon in de woestijn. Ik kan heel goed zonder water. Ik heb twee bulten op mijn rug. De eerste letter van mijn naam is een k. Ik ben een (kameel).

Spel papegaaien

Met deze oefening train je het auditief geheugen. Bovendien moet je er op letten dat de kinderen de woorden en de zinnen goed uitspreken en articuleren.

De kinderen gaan je napraten, want het zij papegaaien geworden. Er is wel 1 duidelijke regel, zodra je stop zegt, zij het weer gewoon kinderen.  De reden lijkt mij duidelijk!

Eerst zeg je alleen woorden:

oppasser – flamingo – artis – kooi – olifant – kameel – beer – vacht – huid – slang – slurf – wolven – voeren – apen – giraf – emmer – woestijn – wilde dieren – krokodil – oerwoud
dierentuin – nijlpaard – vissen – hagedissen – vleermuis – sissen – vel – zwemmen – kruipen.

Dan ga je zinnen doen met de kinderen. Als de kinderen in de kring zitten dan kan je ze individueel een zin laten opzeggen. Geef de wat langere zinnen aan de wat oudere kinderen.

  1. De apen gooien met bananen.
  2. De oppasser maakt het hok schoon.
  3. Olifanten kunnen heel oud worden.
  4. De ijsbeer woont in een heel koud land.
  5. In de dierentuin mag je de dieren niet voeren.
  6. Pinguïns kunnen niet vliegen, maar ze hebben wel vleugels.
  7. Een zebra heeft zwart met witte strepen op zijn buik.
  8. Ben jij ook bang voor de slang?
  9. Een nijlpaard heeft een grote bek.
  10. Krokodillen leggen eieren.
  11. Leeuwen doen graag een dutje
  12. Een giraf kan heel ver kijken.
  13. Een slang kan niet lopen.
  14. Een aap kan heel goed klimmen.
  15. Een orang-oetan is een aap.
  16. Een flamingo is helemaal roze.
  17. Weet jij hoe een panda eruit ziet?
  18. Tijgers hebben scherpe tanden.
  19. Een chimpansee is een ook aap.
  20. De panter heeft een zwarte vacht.
  21. De dieren zitten achter tralies.
  22. Een vrouwtjesleeuw noem je een leeuwin.
  23. De kindjes van de leeuwin noem je welpen.
  24. Als je de dierentuin in wilt, moet je eerst een kaartje kopen.
  25. Houden beren echt van honing?
  26. De pinguïns waggelen naar het water.
  27. Een zeehond eet graag vis.
  28. Woont een kameel in een warm land?
  29. Ik ben blij dat er dierentuinen zijn.
  30. Wij hebben goed gepapegaaid.

STOP.

Korte kringsuggesties

• Platen van twee dieren: wat zijn de verschillen?
• Je neemt een dier in je hoofd en de kinderen moeten raden welk dier het is door slimme vragen te stellen.
• Dieren uitbeelden

• Dieren sorteren (wel dierentuin- geen dierentuin, leeft in het water- leeft niet in het water, strepen- vlekken etc.)
• Bijzondere slangen maken met een reeks (kralen rijgen)
• Praten aan de hand van een praatplaat
• Telactiviteiten: Hoeveel dieren zitten er in het hok?

Boeken en cd’s over het thema dierentuin

Cd’s:

  • Zwaaien naar de papegaaien. (liedjes van Marianne Busser en Ron Schröder)
  • Het grote liedjesboek. (liedjes van Marianne Busser en Ron Schröder)
  • De liedjesspeeltuin van Dirk Scheele. Het liedje “ik loop”, is werkelijk fantastisch om in de speelzaal te doen. Ze willen ‘m steeds opnieuw horen.
  • Liedjes over dieren (verkrijgbaar bij de V&D)
  • Kleuterwijs – Ga je mee met de bus naar de dierentuin.

Boeken:

  • Nijntje in de dierentuin
  • De dierentuin van Roos    – A. Busby
  • Ze lopen gewoon met me mee – Margaret Mahy
  • Beertje bruin, wat zie jij daar? – Eric Carle
  • Meester Max in de dierentuin – Rindert Kromhout
  • Zoe en Theo in de dierentuin – C. Metzmeyer
  • Bas, ga je mee – Dagmar Stam
  • Van top tot teen – Eric Carle
  • Jules in de dierentuin – Annemie Berebrouckx
  • Hoera, we gaan naar de dierentuin ! – Marianne Busser en Ron Schröder