Spelles water

paraplu1

Spelles water

Dit heb je nodig:

  • banken
  • matten
  • paraplu

Inleiding:

Zet aan alle vier de zijden van het speellokaal een bank klaar, met ongeveer 1 ½ meter afstand vanaf de muur, dit zijn de bruggen. Leg van bank tot bank hoepels, dit zijn de plassen.

Laat de kinderen over de plassen springen en over de bruggen lopen.

Laat de kinderen eerst over de plassen springen door af te zetten met één voet en daarna met twee voeten tegelijkertijd (huppen).

Ook op de brug kan je opdrachten geven. Loop op handen en voeten over de brug, schuif op je buik over de brug of laat de kinderen zelf bedenken hoe je over de brug kan gaan.

Schuif nu de banken aan de kant en ruim de hoepels op.

Kern 1:

Zangspel: Het regent op de brug.

Kinderen staan in tweetallen tegenover elkaar met enige afstand. Kinderen zingen lied en bij “Kom mijn zusje dans met mij”, wenken de kinderen naar elkaar en doen een stap naar voren. Bij “Zet je handjes in de zij”, doen de kinderen de handen in de zij en bij “Heen en weer”, gaan ze met hun bovenlichaam heen en weer. Bij “driemaal in de rondte”, steken ze de armen in elkaar en draaien om elkaar heen.

t Regent op de brug en ik word niet nat,

‘k ben nog iets vergeten maar ik weet niet wat.

Kom mijn vriendje, dans met mij.

Zet je handjes in je zij.

Heen en weer, heen en weer.

Driemaal in de rondte en ik dans niet meer.

Je kunt dit spel eventueel ook in een kring spelen. Eén leerling loopt in de kring de ene kant om en de kring gaat de andere kant om (of staat stil). Bij “Kom mijn vriendje”, staat de kring stil en blijft de leerling die in de kring staat staan en wordt het lied verder gezongen door de kinderen in de kring en de twee kinderen voeren de bewegingen uit, zoals hierboven omschreven.

Hierna kunnen deze twee kinderen samen in de kring lopen en kiezen ze allebei een andere leerling. Dan zijn er vier die rond lopen, daarna acht etc.boat02

Kern 2:

Tikspel

Visjes vangen

Kies twee kinderen die samen tikken.  De twee tikkers geven elkaar een hand en proberen visjes te vangen. Als ze bij een “vis” zijn, maken ze een netje, door elkaar ook bij de andere hand vast te pakken, met de vis er in. Als een vis gevangen is, mag hij/zij op de bank gaan zitten. Als er daarna weer een vis gevangen is, mag deze samen met het kind dat al op de bank zit ook visjes gaan vangen. Zo komen er steeds meer tikkers.

Voor de jongste kinderen is Visjes vangen nog erg lastig, misschien zou je dan i.p.v. visjes vangen ook Schipper mag ik overvaren gaan spelen.

Schipper mag ik overvaren

Hiervoor heb je nodig aan iedere kant van het speellokaal een streep, waar kinderen achter kunnen staan. Staat er geen streep op de vloer, dan kan je deze maken met krijt of met afplaktape. Dit laatste zie je beter en is ook heel gemakkelijk weer te verwijderen.

De kinderen staan aan één kant achter de streep. Eén kind is de tikker (schipper).

De kinderen achter de streep zingen: ”Schipper, schipper mag ik over varen ja of nee, moet ik dan ook geld betalen ja of nee? Als de schipper antwoord “Nee”, dan mogen de kinderen zo naar de overkant lopen. Antwoorde de schipper “Ja”, dan vragen de kinderen “Hoe?” De schipper bedenkt een bewegingsvorm, bijv. hinkelen, huppelen, rennen of iets anders. De kinderen gaan op de manier die de schipper gekozen heeft naar de overkant en ondertussen tikt de schipper kinderen. De schipper beweegt zich zelf ook voort op de door hem/haar gekozen bewegingsvorm. Wie getikt is, gaat op de bank zitten. Herhaal het spel. Geef de schipper drie beurten. Laat de schipper tellen hoeveel kinderen er getikt zijn en dan mag hij of zij een nieuwe schipper kiezen uit één van de kinderen die nog over zijn. Vraag de nieuwe schipper of de kinderen van de bank weer mee mogen doen.

Als de tweede tikker is geweest laat je de schipper weer de getikte kinderen tellen.

Afsluiting:

Parapluutje, parasolletje.

Alle kinderen staan in een kring hoeven elkaar geen hand te geven. Eén kind loopt met een parapluutje in de kring. De kinderen zingen het lied en bij “pardon”, staat de kring stil en geeft de leerling in de kring de paraplu aan een leerling die het dichtst bij hem/haar staat en wordt het spel herhaalt.

Parapluutje, parasolletje, eentje voor de regen, de ander voor de zon, pardon.