Spelles dieren

slak3

Spelles thema dieren

Dit heb je nodig:

  • bal

Inleiding:

Laat kinderen dieren bedenken die in de lucht zijn en vraag of ze die ook na kunnen doen. Laat de kinderen ook dieren bedenken die op het land en in het water leven, ook dit kun je laten uitbeelden.
Laat de kinderen tot slot een slak en een haasje na doen. Zing daarbij het volgende lied en ondertussen maken de kinderen de bewegingen. Zing de tekst over de slak langzaam en dat van het haasje snel.

Heel heel langzaam gaat de slak,
met een huisje op z’n rug.
Heel heel langzaam gaat de slak,
want een slak kan niet zo vlug, maar: …..
Zoef daar gaat het haasje, het haasje, het haasje,
zoef daar gaat het haasje, hij is alweer terug.
Zoef daar gaat het haasje, het haasje, het haasje,
zoef daar gaat het haasje, hij is alweer terug
.lion01

Kern 1:

Alle kinderen zitten of staan in een kring in de kring. De kring is een kooi. Je kunt zelf bedenken welk dier opgesloten zit in de kooi. Kies een leerling die bijvoorbeeld de leeuw is. De kinderen in de kring rollen een bal naar elkaar. Wanneer de leeuw de bal te pakken krijgt, mag hij of zij uit de kooi. Deze leerling kan nu plaats nemen in de kring en kies een nieuwe leeuw voor in de kooi. Je zou ook die leerling kunnen kiezen die als laatste de bal heeft gerold.

Bij oudere kinderen zou je ook met een zachte bal kunnen gooien, maar met kleuters gaat de voorkeur toch uit naar rollen. gymlesballen01

Kern 2:

Kies een leerling als tikker, noem hem / haar de jager en geef de jager een bal. De jager wil konijnen vangen. De overige kinderen zijn konijnen. Iedereen loopt rond en de jager probeert de konijnen met de rollende bal te raken. De konijnen mogen er overheen springen en op allerlei mogelijke manieren de bal ontwijken. Wie geraakt wordt door de bal, gaat op de bank zitten.

Je kunt dit spel spelen met een bal zo groot als een voetbal, maar een hele grote bal is ook erg leuk.

bear01

Afsluiting:

Alle kinderen zitten in de kring. Eén leerling loopt rond de kring en tikt zachtjes bij iedere leerling op het hoofd en zegt daarbij aap. Wanneer deze leerling een andere leerling op het hoofd tikt en beer zegt , dan moet deze leerling zo snel mogelijk gaan staan en proberen de leerling (die rond liep) te tikken. Als de leerling die rond liep gaat zitten op de plek van de leerling, waar hij/zij beer tegen zei, dan mag die daar blijven zitten en mag de ander rondlopen en iedereen op het hoofd tikken en aap zeggen of beer.

Je kunt natuurlijk ook andere dieren kiezen, afhankelijk van de dieren waar je over werkt.