Ieder kind struikelt wel eens over zijn woorden. Tussen het tweede en vijfde jaar is de taalontwikkeling in volle gang. Toch kunnen sommige haperingen u als ouder ongerust maken.
Vaak is die ongerustheid terecht, want u voelt zelf goed aan wanneer er iets misloopt. Als u het zekere voor het onzekere wilt nemen kunt u onderstaande ‘interactieve stottertest’ maken.
Stotteren ontwikkelt zich vaak heel geleidelijk, en kan ook veranderlijk zijn. Soms lijkt het verdwenen; plotseling duikt het weer op. Misschien heeft ook uw kind moeilijkheden met spreken:
- het herhaalt lettergrepen, woorden, zinsdelen;
- het houdt klanken lang aan; het blokkeert.
Uw kind kan zelf ook goed in de gaten hebben dat er iets niet in orde is met zijn spraak. Hierdoor loopt het kind het risico om allerlei verschijnselen te ontwikkelen, zoals met de ogen knipperen en duwen bij het praten.
Hulp zoeken is nooit te vroeg: Wanneer u ongerust, gespannen of geïrriteerd bent over het spreken van uw kind is het belangrijk om hulp te zoeken: hoe jong het ook is. Meestal bent u niet voor niets bezorgd. En hoe eerder u hulp inroept, hoe groter de kans is dat uw kind van het onvloeiend spreken af komt. Als uw huisarts sussend zegt ‘dat het allemaal wel vanzelf overgaat’ maar u daarover niet gerust bent, moet u een stotterdeskundige inschakelen. Deze kan samen met u nagaan wat er precies aan de hand is en of er al dan niet hulp geboden is.