Fiet wil rennen downloads

Fiet wil rennen woordkaarten

Alle dieren die in het boek voorbij waaien worden behandeld met deze woordkaarten. Het gaat om de dieren: struisvogel, vogel, beer, giraf, eend, naaktslak, vos, worm, das, meeuw, eekhoorn, snoek, pinguïn, haas, bizon, konijn, aap, boom, hond, toekan, krokodil en kiwi.

Fiet activiteitenplaat 01

Fiet activiteitenplaat 02

Fiet activiteitenplaat 03Fiet activiteitenplaat 04

 

Fiet activiteitenplaat 05

Fiet activiteitenplaat 06

Fiet activiteitenplaat 07

Fiet activiteitenplaat 08

Fiet dierennamen

Dit document kun je ophangen in de stempelhoek. De kinderen kunnen de namen van de dieren nastempelen.

Fiet dierennamen 01

De kinderen zoeken dezelfde dierennamen op en plakken ze vervolgens onder de plaatjes. Dit document heeft hulpwoordjes in een lichte kleur onder de plaatjes.

Fiet dierennamen 02

De kinderen zoeken dezelfde dierennamen op en plakken ze vervolgens onder de plaatjes. Dit document heeft hulpwoordjes in een lichte kleur onder de plaatjes. De derde pagina heeft alle namen van de dieren maar er staan ook foutjes in. De kinderen moeten goed kijken en de foute woorden kunnen onderscheiden van de goede woorden.

Fiet dierennamen 03

De kinderen zoeken de dierennamen op en plakken ze vervolgens onder de plaatjes. Dit document heeft geen hulpwoorden onder de plaatjes. De kinderen proberen de woorden te lezen of maken gebruik van het document wat in de stempelhoek hangt;

Dieren tellen 01

Er komen veel dieren voorbij in het boek “Fiet wil rennen”. Er zijn leuke kringactiviteiten mogelijk met het boek. Kijk ook eens bij kringactiviteiten van het boek.

Dieren tellen 03

De kinderen nemen het boek en bekijken hoeveel keer een dier op een pagina aanwezig is. Dat cijfer stempelen ze erbij of ze knippen het van het knipblad en plakken het onder het plaatje van het dier.

F van Fiet

F van Fiet 01

F van Fiet 02

De f van Fiet wordt natuurlijk de letter van de week. Het bovenste document is de letter met het plaatje van Fiet ernaast.
Het middelste document heeft 12 verschillende plaatjes die wel of niet beginnen met de f.
Het onderste document heeft 24 verschillende plaatjes die wel of niet beginnen met de f.Het gaat om de plaatjes:
fiets, krant, fototoestel, spook, feesthoed, fles, fabriek, panda, fruit, flamingo, fee, ballon, flats, huis, vis, familie, fanfare, föhn, wolk, schildpad, doos, tent, aap, rits.Maak 2 rijen: een rij met plaatjes die beginnen met de letter f en een rij met plaatjes die niet beginnen met de letter f.

Eenden tellen kleurenversie met vak

Eenden tellen kleurenversie zonder vak

Cijfers 1 t/m 20 met vak

Op de pagina waar Fiet met de eenden staat afgebeeld kan je volop eenden tellen met de kinderen. In een vervolgactiviteit of tijdens de werkles kan je met de kinderen verder werken rond het tellen van de eenden.
Ik geef je een aantal suggesties, maar er is natuurlijk heel veel meer mogelijk:

  1. Knip de rijen met eenden los en laat de kinderen en rij van 19 eenden maken. Ze leggen onder elk eendje een cijfer in de juiste telrij.
  2. Knip de rijen met eenden los en laat de kinderen en rij van 19 eenden maken. Schud de cijfers door elkaar en leg ze op een stapel. Het kind pakt een cijfer op van de stapel en legt deze op de juiste plaats in de rij van de eenden.
  3. Maak een telboekje van de eenden. Je hebt daarvoor wel meerdere pagina’s van de eenden nodig. Je kan dit ook met de hele klas doen, door op niveau te werken. Groep 1 kinderen werken onder de 10 en groep 2 kinderen kunnen boven de 10 een pagina maken. Elk kind maakt een pagina met een hoeveelheid.
  4. Je kan een telspel van de eenden maken. Print de pagina met de eenden daarvoor 10 keer af. Knip alle eenden uit en plastificeer ze. Doe hetzelfde met de cijfers. De kinderen leggen de cijfers in de juiste volgorde en leggen de juiste hoeveelheid naast of onder het cijfer.
  5. Parenwerkje; print de pagina van de eenden 2 x uit en knip alle vakken los. Laat de kinderen 2 dezelfde eenden bij elkaar zoeken.
  6. Neem het lege vel met vakken. Laat de kinderen de cijfers erin stempelen.
  7. Neem het lege vel met vakken en schrijf hier en daar een cijfer. De kinderen bekijken wat er voor en wat er na dat cijfer komt.
  8. Een aftelversje:
    Er zaten eenden in de sloot, wel 19.
    De wind waait er eentje / eendje weg, toen waren er nog 18 etc.
  9. Print de eenden uit en plastificeer deze pagina. Print de cijfers uit en knip de kaartjes los. Plastificeer daarna deze pagina. Laat de kinderen de cijferkaartjes in de juiste telrij op de kaart leggen.
  10. Print de eenden uit en plastificeer deze pagina. Print de pagina uit met de lege vakjes en laat de kinderen de cijfers in de vakken schrijven. Laat ze daarna de cijfers in de juiste volgorde op de kaart met de eenden leggen.

Eenden tellen zwart-wit versie met vak 

Eenden tellen zwart-wit versie zonder vak 

Cijfers 1 t/m 20 met vak

Op de pagina waar Fiet met de eenden staat afgebeeld kan je volop eenden tellen met de kinderen. In een vervolgactiviteit of tijdens de werkles kan je met de kinderen verder werken rond het tellen van de eenden.  Ik geef je een aantal suggesties, maar er is natuurlijk heel veel meer mogelijk:

  1. Knip de rijen met eenden los en laat de kinderen en rij van 19 eenden maken. Ze leggen onder elk eendje een cijfer in de juiste telrij.
  2. Knip de rijen met eenden los en laat de kinderen en rij van 19 eenden maken. Schud de cijfers door elkaar en leg ze op een stapel. Het kind pakt een cijfer op van de stapel en legt deze op de juiste plaats in de rij van de eenden.
  3. Maak een telboekje van de eenden. Je hebt daarvoor wel meerdere pagina’s van de eenden nodig. Je kan dit ook met de hele klas doen, door op niveau te werken. Groep 1 kinderen werken onder de 10 en groep 2 kinderen kunnen boven de 10 een pagina maken. Elk kind maakt een pagina met een hoeveelheid.
  4. Je kan een telspel van de eenden maken. Print de pagina met de eenden daarvoor 10 keer af. Knip alle eenden uit en plastificeer ze. Doe hetzelfde met de cijfers. De kinderen leggen de cijfers in de juiste volgorde en leggen de juiste hoeveelheid naast of onder het cijfer.
  5. Parenwerkje; print de pagina van de eenden 2 x uit en knip alle vakken los. Laat de kinderen 2 dezelfde eenden bij elkaar zoeken.
  6. Neem het lege vel met vakken. Laat de kinderen de cijfers erin stempelen.
  7. Neem het lege vel met vakken en schrijf hier en daar een cijfer. De kinderen bekijken wat er voor en wat er na dat cijfer komt.
  8. Een aftelversje: Er zaten eenden in de sloot, wel 19. De wind waait er eentje / eendje weg, toen waren er nog 18 etc.
  9. Print de eenden uit en plastificeer deze pagina. Print de cijfers uit en knip de kaartjes los. Plastificeer daarna deze pagina. Laat de kinderen de cijferkaartjes in de juiste telrij op de kaart leggen.
  10.  Print de eenden uit en plastificeer deze pagina. Print de pagina uit met de lege vakjes en laat de kinderen de cijfers in de vakken schrijven. Laat ze daarna de cijfers in de juiste volgorde op de kaart met de eenden leggen.

Slakkenspoor

Laat de kinderen zelf een slak knutselen of neem dit blad. Maak met de kinderen een slakkenspoor. Smeer met lijm een spoor uit over het blad en laat kinderen er zand over strooien.
Met de oudste kleuters kan je ook schrijfpatronen proberen of de eerste letter van hun naam.